ECLI:NL:RVS:2022:2258

Raad van State

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
202105760/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid burgemeester tot sluiting van woning wegens hennepteelt

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 27 juli 2021 hun beroep ongegrond verklaarde. De burgemeester van Beek had op 10 april 2020 besloten om de woning van appellanten te sluiten voor de duur van zes maanden, nadat de politie op 6 maart 2020 bij een melding van waterlekkage 1213 hennepplanten in de woning aantrof. De burgemeester baseerde zijn besluit op artikel 13b van de Opiumwet, dat hem de bevoegdheid geeft om een woning te sluiten bij overtredingen van de Opiumwet. In bezwaar werd de sluitingstermijn verlaagd naar drie maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Appellanten voerden aan dat de burgemeester niet had aangetoond dat de planten hennepplanten waren en dat zij geen verwijt kon worden gemaakt voor het niet controleren van de woning, aangezien zij in het buitenland verbleven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordeelde dat de burgemeester op basis van de bestuurlijke rapportage en de bijgevoegde fotomap mocht aannemen dat het om hennepplanten ging, en dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was. De Afdeling oordeelde dat de burgemeester zijn bevoegdheid correct had uitgeoefend en dat de nadelige gevolgen voor appellanten niet onevenredig waren in verhouding tot de te dienen doelen.

Uitspraak

202105760/1/A3.
Datum uitspraak: 3 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te [land],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 27 juli 2021 in zaak nr. 20/2108 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
de burgemeester van Beek.
Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2020 heeft de burgemeester gelast de woning aan de [locatie 1] en [locatie 2] in Beek (hierna: de woning) voor de duur van zes maanden te sluiten.
Bij besluit van 3 juli 2020 heeft de burgemeester het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 10 april 2019 herroepen en de duur van de sluiting naar drie maanden verlaagd.
Bij uitspraak van 27 juli 2021 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2022, waar [appellant A] en [appellant B], vertegenwoordigd door mr. A.J.J. Kreutzkamp, advocaat te Valkenburg, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. P.H. de Jonge, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
2.       [appellant A] en [appellant B] zijn eigenaar van de woning. Op 6 maart 2020 is de politie de woning binnengetreden naar aanleiding van een melding van een waterlekkage. Van het binnentreden is op ambtsbelofte een bestuurlijke rapportage opgesteld. Hierin staat dat in de woning in twee ruimtes in totaal 1213 hennepplanten zijn aangetroffen. Ook zijn er onder andere armaturen, assimilatielampen, koolstoffilters, luchtzuigers en groeimiddelen aangetroffen. Door de hoge luchtvochtigheid in combinatie met een ondeugdelijke stroominstallatie was er brandgevaar. Er zijn aanwijzingen dat er een eerdere oogst is geweest. Bij de bestuurlijke rapportage is een fotomap gevoegd.
3.       Vanwege de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten heeft de burgemeester zich op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd geacht om de woning te sluiten. Hij heeft in het Damoclesbeleid gemeente Beek 2020 (hierna: het Damoclesbeleid) vastgesteld op welke wijze hij gebruik maakt van die bevoegdheid. Daarin is bepaald dat bij de aanwezigheid van softdrugs in een lokaal dat lokaal voor zes maanden wordt gesloten. Bij aanwezigheid van softdrugs in een woning wordt voor drie maanden gesloten. In eerste instantie ging de burgemeester ervan uit dat in de woning niet werd gewoond en heeft hij het als een lokaal aangemerkt. In bezwaar heeft hij dat hersteld en de sluitingsduur verkort naar drie maanden.
De uitspraak van de rechtbank
4.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Dat de planten hennepplanten waren, zoals in de bestuurlijke rapportage staat, mocht de burgemeester aannemen. De omstandigheid dat de verbalisant bij de aangetroffen planten niet de kenmerken hiervan heeft vermeld en dat er geen indicatieve kleurentest is uitgevoerd, is onvoldoende om aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage te twijfelen, ook gelet op de foto’s die bij de bestuurlijke rapportage zijn gevoegd van de planten en de aangetroffen goederen. Bovendien heeft de burgemeester, zoals blijkt uit het verslag van de bezwaarschriftencommissie, navraag gedaan bij de politie over het testen van de hennep. De verbalisant die bij de ruiming van de hennepplantage aanwezig was heeft verklaard dat er doorgaans geen test wordt gedaan en enkel op basis van visuele kenmerken en geur wordt geconcludeerd dat sprake is van hennep. Ondanks dat dit niet is gebeurd, heeft de rechtbank geen reden om aan de door de burgemeester gestelde verklaringen van de verbalisant te twijfelen. [appellant A] en [appellant B] hebben onvoldoende toezicht gehouden op de woning. Zij waren weliswaar in het buitenland en konden door een lockdown en door de medische gesteldheid van [appellant A] niet naar Nederland komen, maar zij hadden anderen kunnen vragen om toezicht te houden, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
5.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Dat de planten hennepplanten zijn, is niet aangetoond. In de bestuurlijke rapportage staan de kenmerken van de plant niet beschreven en staat ook niet dat de verbalisant heeft gezien of heeft geroken dat het om hennepplanten gaat. Er staat slechts een constatering. De burgemeester stelt dat hij navraag heeft gedaan bij de politie over het testen van hennep, maar daar is geen notitie of iets dergelijks van gemaakt. Bij gebrek aan een ondertekend document bestrijden zij dat een gemeenteambtenaar de politie nog gebeld heeft. Bovendien kan het niet zo zijn dat de rechtbank genoegen neemt met een verklaring van de gemeenteambtenaar op de zitting om gebreken in de bestuurlijke rapportage te herstellen. Dat gebrek is overigens niet hersteld, want de beweerdelijke verklaring van de verbalisant bevat opnieuw geen waarnemingen, aldus [appellant A] en [appellant B].
5.1.    Een bestuursorgaan mag, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte en ondertekende bestuurlijke rapportage, voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van de rapportage weergeven. Als die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
5.2.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester uit mocht gaan van de juistheid van de op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage. Daarin staat weliswaar niet op welke wijze de opsteller heeft vastgesteld dat de planten hennepplanten waren, maar dat levert hier op zichzelf niet zodanige twijfel op aan de juistheid van die vaststelling dat daar niet van mocht worden uitgegaan. Daarvoor is relevant dat bij de bestuurlijke rapportage een fotomap is gevoegd. Hierin zitten foto’s van de planten en daarop valt te zien dat de planten qua uiterlijk op hennepplanten lijken. Daarbij komt dat de aangetroffen voorwerpen en attributen, zoals beschreven in overweging 1, gangbaar zijn bij een hennepkwekerij. Het is onaannemelijk dat de planten geen hennepplanten waren, ook nog vanwege de hoeveelheid planten die zijn aangetroffen en de plaats en inrichting waar deze zijn aangetroffen, namelijk een als woning verhuurde maar niet als zodanig in gebruik zijnde ruimte. De burgemeester mocht er dus van uitgaan dat in de woning 1213 hennepplanten stonden. Hij was bevoegd om de woning te sluiten op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet.
Het betoog slaagt niet.
Mocht de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik maken?
6.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester de woning mocht sluiten. Hun valt namelijk geen verwijt te maken. Zij konden het pand niet controleren, omdat zij in Griekenland verbleven en daar niet weg konden door medische redenen en door de situatie rond corona. Gedurende de verhuurperiode hebben zij reparaties aan het dak van de woning laten uitvoeren. Degene die de reparaties uitvoerde heeft niets geroken of gemerkt van een plantage. Het is dus onwaarschijnlijk dat de plantage ontdekt was als iemand binnen was geweest om op het gebruik van het pand te controleren. Temeer omdat de ruimte waarin de planten stonden apart afsluitbaar is en dus geen ruimte is waar men zomaar binnen loopt. De afwezigheid van verwijtbaarheid had zwaarder gewogen moeten worden, waardoor de sluiting niet in stand kon worden gelaten, aldus [appellant A] en [appellant B].
6.1.    De grond over het ontbreken van verwijtbaarheid is een herhaling van wat [appellant A] en [appellant B] in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die grond ingegaan. [appellant A] en [appellant B] hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden geconcludeerd dat verwijtbaarheid bij [appellant A] en [appellant B] geheel ontbreekt en in de onder 8 opgenomen overweging, waarop dat oordeel is gebaseerd. De gemaakte afweging van de burgemeester is van een deugdelijke motivering voorzien. De nadelige gevolgen voor [appellant A] en [appellant B] van het besluit zijn niet onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. De burgemeester heeft in dit geval dan ook gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. R.W.L. Koopmans en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Greben, griffier.
w.g. Van Altena
voorzitter
w.g. Greben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022
851
BIJLAGE
Opiumwet
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens        artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel          daartoe aanwezig is;
[…].
Damoclesbeleid gemeente Beek 2020
Artikel 2
1. Als beleidsuitgangspunt wordt als regel gekozen voor het opleggen van een last onder bestuursdwang en niet voor het opleggen van een dwangsom. Een last onder bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de dwangsom binnen een concreet gestelde begunstigingstermijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding leidt.
2. Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt in principe gekozen voor sluiting van de woning/het lokaal. Dit moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, bekeken worden welke andere bestuursrechtelijke maatregel dient te worden toegepast.
[…].
6. De duur van de sluiting is afhankelijk van de aard van het pand (woning/lokaal), de zwaarte van de overtreding en van de vraag of de woning/het lokaal reeds eerder gesloten is geweest en varieert van een sluiting voor drie maanden tot een sluiting voor onbepaalde tijd. Hierbij wordt verwezen naar de bijgevoegde handhavingsmatrix, onder artikel 5.
[…].
Artikel 4
1. Indien er bij de eerste constatering sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs, of indien sprake is van voorbereidingshandelingen softdrugs, dan wordt de woning zonder waarschuwing gesloten voor de duur van 3 maanden.
[…].
Artikel 5
Het vorenstaande resulteert in de volgende handhavingsmatrix: