202105051/1/A3.
Datum uitspraak: 3 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 juni 2021 in zaak nr. 20/3754 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2019 heeft de burgemeester gelast de woning aan de [locatie] te Rotterdam (hierna: de woning) voor de duur van zes maanden te sluiten met ingang van 12 december 2019.
Bij besluit van 9 juni 2020 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 9 juni 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2022, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian en S. Klinge, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
2. [appellant] is huurder van de woning. Op 20 september 2019 werd zijn auto door de politie preventief doorzocht. In de kofferbak werd een drugspers aangetroffen. Daarop heeft de politie ook zijn woning doorzocht. Daarvan is een bestuurlijke rapportage opgemaakt. In de woning is blijkens de rapportage het volgende aangetroffen:
- in de woonkamer in een tas een cocon met 255 gram bloem. Van bloem is ambtshalve bekend dat het gebruikt wordt als versnijdingsmiddel.
- in de woonkamer in een tas een brillenkoker met daarin 4 g MDMA, 2,8 g amfetamine en 0,6 g cocaïne.
- op de slaapkamer 0,3 gram amfetamine.
- in het plafond van het toilet een zwarte tas met daarin een vuurwapen met een geluidsdemper en enkele losse patronen.
- in de schuur een chassis van een gestolen motorscooter en een chassis van een gestolen motor.
Besluitvorming
3. De aangetroffen hoeveelheid harddrugs, in totaal 7,7 g, is meer dan de hoeveelheid van 0,5 g harddrugs die als gebruikershoeveelheid wordt aangemerkt en kan daarmee als een handelshoeveelheid worden aangemerkt. De burgemeester is daarom op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om de woning te sluiten. Hij heeft in de ‘Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2019’ (hierna: de Beleidslijn) vastgesteld op welke wijze hij gebruik maakt van die bevoegdheid. Daarin staat dat bij een handelshoeveelheid in beginsel voor zes maanden wordt gesloten, maar dat nadrukkelijk moet worden overwogen of kan worden volstaan met een waarschuwing. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een ernstig geval en dat daarom niet kan worden volstaan met een waarschuwing. Daarvoor vindt hij ook relevant dat de woning is gelegen in een veiligheidsrisicogebied en dat er drugsoverlast is in het gebied. Hij heeft besloten om de woning, in overeenstemming met de Beleidslijn, te sluiten voor de duur van zes maanden. Hij heeft dat besluit in bezwaar gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
4. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet in geschil is dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat sluiting van de woning noodzakelijk was. In geschil is of het sluiten van de woning evenredig is. De rechtbank heeft geoordeeld dat er, gelet op wat is aangetroffen in de woning en in de auto, voldoende grond bestond voor de burgemeester om van feitelijke handel in harddrugs vanuit de woning uit te gaan. [appellant] was van de aanwezigheid van de drugs in de woning op de hoogte. Hij heeft geen bijzondere binding met de woning en zijn kinderen wonen niet bij hem, waardoor de burgemeester zich op het standpunt mocht stellen dat het met sluiting te dienen algemeen belang prevaleert boven het belang van [appellant].
Hoger beroep
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de gevolgen van de sluiting voor hem zo groot zijn dat sluiting onevenredig is. Naar aanleiding van de sluiting is zijn huurovereenkomst ontbonden. De sluiting van de woning en de ontbinding van de huurovereenkomst heeft tot gevolg gehad dat hij terecht is gekomen op een zogeheten zwarte lijst en daardoor gedurende vijf jaar niet in aanmerking komt voor een sociale huurwoning in de regio. Daarnaast heeft hij kinderen en is de omgang met hen afhankelijk van het kunnen beschikken over een woning. Zonder een woning is het voor hem niet mogelijk om zijn kinderen te ontvangen en bij hem te laten overnachten.
5.1. Zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1911, zijn bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de persoon die is aangeschreven, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. 5.2. De burgemeester heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting te kennen gegeven dat [appellant] sinds 15 juni 2020 in de basisregistratie personen staat ingeschreven op een ander adres in Rotterdam. Hij heeft dus andere woonruimte kunnen vinden. Naast dat de omgang met de kinderen in die woning zou kunnen plaatsvinden, heeft [appellant] niet met stukken onderbouwd dat hij een omgangsregeling met zijn kinderen heeft of had. De burgemeester heeft op het moment van het besluit de belangen van [appellant] in kaart gebracht en afgezet tegen het doel dat wordt bereikt met een sluiting, waaronder het gebruik en de bekendheid van de woning als drugspand teniet te doen en een signaal afgeven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn. Hij heeft ook meegewogen dat het hier gaat om harddrugs, dat ook een vuurwapen is aangetroffen in de woning, dat [appellant] wist dat deze spullen in zijn woning waren en dus een verwijt kan worden gemaakt, en dat de woning in een veiligheidsrisicogebied ligt. De gemaakte afweging is van een deugdelijke motivering voorzien. Daarom zijn de nadelige gevolgen voor [appellant] van het besluit tot de sluiting niet onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. De burgemeester heeft in dit geval dan ook gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. Het betoog slaagt niet.
Slotsom
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. R.W.L. Koopmans en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Greben, griffier.
w.g. Van Altena
voorzitter
w.g. Greben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022
851
BIJLAGE
Opiumwet
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
[…].
Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2019
Last onder bestuursdwang
Als uitgangspunt van dit beleid geldt dat de burgemeester een last onder bestuursdwang oplegt, in die zin dat het pand tijdelijk wordt gesloten. Het opleggen van een last onder dwangsom, dus het betalen van een geldsom als de overtreding blijft voortduren of wordt herhaald, wordt niet toegepast.
Sluiting van het pand is erop gericht een aantal doelen te bereiken, namelijk:
• de drugshandel beëindigen;
• het gebruik en de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand teniet doen;
• de loop op het pand beëindigen;
• verhinderen dat de woning of het lokaal opnieuw wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel;
• een signaal afgeven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn;
• de rust in de directe omgeving doen wederkeren;
• herhaling van de ernstige verstoring van de openbare orde voorkomen;
• verdere aantasting van het woon- en leefklimaat voorkomen;
• Rotterdam onaantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor drugshandel en productie.
[…].
De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid zijn dermate ernstig dat herstel daarvan als algemeen belang in ieder geval zwaarder wordt geacht dan enkel het individuele financiële belang van een eigenaar. Bij de afweging van de belangen van de bewoner zijn onderstaande indicatoren van belang. De indicatorenlijst is niet limitatief. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting.
Indicatoren:
• De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet. Hierbij kan gedacht worden aan de aangetroffen middelen, in hoeverre sprake is van handelshoeveelheden van verschillende middelen, de combinatie van soft- en harddrugs, maar ook aan de hoeveelheid. Het aantreffen van een handelshoeveelheid is op zichzelf al voldoende om aan te nemen dat er van handel sprake is. Daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking hoeft niet aangetoond te worden.
Echter, een minieme overschrijding van wat als handels-hoeveelheid wordt aangemerkt kan een andere afweging rechtvaardigen.
• De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht, of het aantreffen van attributen die op handel in verdovende middelen wijzen, zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen of verpakkingsmaterialen in de woning.
• Strafbare feiten, geweldsdelicten, wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie of andere openbare orde-delicten gerelateerd aan de woning. Hierbij kan gedacht worden aan gerelateerde feiten in de zin dat in de woning personen worden aangetroffen met antecedenten op het gebied van geweld, drugs of wapenbezit gedurende de afgelopen drie jaar, of zich ten aanzien van dergelijke feiten recidivist hebben getoond. Ook kan aantoonbare (drugs)overlast met betrekking tot het pand of andere panden van de eigenaar een rol spelen.
• Vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoners/betrokkenen of betrokkenheid bij personen met antecedenten. Hierbij kan gedacht worden aan aantoonbare relaties van bewoners/betrokkenen met personen die bij de politie bekend staan als drugshandelaren, al dan niet in georganiseerd verband, of die bekend staan in verband met georganiseerde criminaliteit.
• De mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonende(n). Hierbij kan ten eerste worden gedacht aan een buurt waarin de woning zich bevindt. Staat de omgeving van de woning al langer onder druk in verband met drugsoverlast, bijvoorbeeld blijkend uit een negatieve score op de veiligheidsindex, dan kan worden overwogen dat een drugsvondst sneller het toch al broze woon- en leefklimaat in gevaar brengt. Ten tweede kan het zijn dat de bewoners in de directe omgeving al drugsoverlast ondervinden.
• De eigen getroffen maatregelen door de eigenaar om de openbare orde in en rond de woning in voldoende mate te herstellen.
[…].
Sluitingstermijn
Zowel voor woningen als lokalen (al dan niet publiek toegankelijk) wordt bij een sluiting in beginsel uitgegaan van een sluitingsperiode van zes maanden. Deze termijn is nodig om de geschonden openbare orde te herstellen en de overige hiervoor genoemde doelen te bereiken die met de sluiting worden voorgestaan.
[…].