ECLI:NL:RVS:2022:2211
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep vreemdeling
Op 2 augustus 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 30 mei 2022 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 1 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Jansen, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtbank had terecht verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling van 18 november 2015, waarin werd overwogen dat het gewicht van externe geloofwaardigheidsindicatoren afhankelijk is van het asielrelaas van de vreemdeling. De staatssecretaris had deugdelijk gemotiveerd waarom hij het asielrelaas van de vreemdeling ongeloofwaardig achtte, ondanks het ontbreken van expliciete landeninformatie in zijn besluit.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.