ECLI:NL:RVS:2022:2134

Raad van State

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
202106662/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 11 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 18 oktober 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.L.J.M. Wilhelmus, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft op 27 juli 2022 uitspraak gedaan. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 24 juni 2022, waarin een vergelijkbare rechtsvraag is behandeld. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.

Uitspraak

202106662/1/V3.
Datum uitspraak: 27 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 18 oktober 2021 in zaak nr. NL21.13039 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 augustus 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 oktober 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.L.J.M. Wilhelmus, advocaat te Sittard, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 24 juni 2022, (ECLI:NL:RVS:2022:1788, onder 3.1.) over het verschil in beoordeling bij het niet-ontvankelijk verklaren van een aanvraag tussen een vreemdeling die kan terugkeren naar een andere lidstaat van de EU en een vreemdeling die kan terugkeren naar een veilig derde land). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vonk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022
347