ECLI:NL:RVS:2022:2033
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake afgifte artikel 9-document en ingangsdatum verblijfsrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 16 juni 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, welke aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 oktober 2019 was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 20 januari 2020, heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft in de procedure laten weten dat de aanvraag van de vreemdeling inmiddels was ingewilligd op 28 september 2021. De vreemdeling handhaafde echter zijn hoger beroep, omdat hij een eerdere ingangsdatum van zijn verblijfsrecht wenste. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de vreemdeling geen procesbelang had bij het hoger beroep, aangezien de staatssecretaris niet bevoegd is om de ingangsdatum van het verblijfsrecht vast te stellen. Dit betekent dat de afgifte van het artikel 9-document niet kan worden gebruikt om de ingangsdatum van het rechtmatig verblijf te beïnvloeden.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 18 juli 2022 door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.