ECLI:NL:RBDHA:2023:2836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
NL22.15425
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag EU verblijfsvergunning langdurig ingezetenen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een EU verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Chinese nationaliteit, had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER en verbleef van 2001 tot 2005 in Nederland voor studie. Na een periode in Duitsland, waar haar kinderen zijn geboren, kwam zij in 2010 terug naar Nederland. De aanvraag voor de verblijfsvergunning werd op 20 september 2021 ingediend, maar werd afgewezen omdat eiseres volgens verweerder niet voldeed aan de voorwaarde van vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de afgelopen vijf jaar in Nederland heeft gewoond met haar kinderen van Duitse nationaliteit. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat eiseres geen belang heeft bij de aanvraag voor verblijfsrecht voor onbepaalde duur. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden en de proceskosten vergoeden, die zijn vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.15425
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M.F. Aly).

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een ‘EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetenen’ afgewezen. Ook heeft verweerder bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.
Bij besluit van 13 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 4 januari 2023 is eiseres aanvullend gehoord.
Op 12 januari 2023 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen.
Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep mede betrekking op het besluit van 12 januari 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Chinese nationaliteit en is geboren op [1981] . Zij verbleef voor studie van 2001 tot 2005 in Nederland. Eiseres woonde en werkte in de jaren 2007 tot en met 2010 in Duitsland. Daar zijn haar twee kinderen geboren. De kinderen van eiseres bezitten de Duitse nationaliteit. In 2010 is eiseres met haar kinderen naar Nederland gekomen. Zij heeft op 19 juli 2018 een aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER ingediend. Op 24 januari 2019 is het rechtmatig verblijf van eiseres bevestigd onder de beperking ‘Residency card for a family member of an EU citizen’. Eiseres heeft op
20 september 2021 onderhavige aanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft zich in het (aanvullend) bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’ en een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd omdat zij op het moment van de aanvraag nog niet vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland had. Volgens verweerder bestaat niet de wettelijke bevoegdheid om het rechtmatig verblijf van eiseres met terugwerkende kracht vast te stellen. Ook is niet gebleken dat eiseres zwaarwegende belangen heeft bij een verblijfsrecht voor onbepaalde tijd.
3. Eiseres voert in beroep aan dat er sprake is van belang bij de aanvraag. Het gaat om rechten die eiseres toekomen op grond van richtlijn 2003/109/EG1. Eiseres wijst erop dat een niet afhankelijk verblijfsrecht sterkere rechten geeft voor wat betreft het verblijf in andere EU lidstaten.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 2 blijkt dat de wetgever bij het geven van een beslissing over de afgifte van een artikel 9-document niet heeft voorzien in een bevoegdheid van verweerder om de ingangsdatum van het rechtmatig verblijf op verzoek van de vreemdeling vast te stellen. De vreemdeling kan steeds beslissingen over aanspraken op rechten, waarvoor de ingangsdatum van het rechtmatig verblijf van belang is, laten toetsen bij de rechter. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om financiële aanspraken maar ook om andere verblijfsaanspraken.
5. De rechtbank oordeelt dat in dit geval, waarin sprake is van een aanvraag ‘EU- verblijfsvergunning langdurig ingezetenen’, het vaststellen van de ingangsdatum van het rechtmatig verblijf voor eiseres van belang is. Het vaststellen van de ingangsdatum van het rechtmatig verblijf is immers bepalend voor de vraag of eiseres voldoet aan de voorwaarde van vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het (aanvullend) bestreden besluit heeft vastgesteld dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt en dat zij met stukken heeft onderbouwd dat zij in ieder geval de afgelopen vijf jaar in Nederland in gezinsverband met haar kinderen van Duitse nationaliteit heeft gewoond. In zoverre is dus niet in geschil dat eiseres voldoet aan de voorwaarde dat zij vijf jaar verblijfsrecht had in Nederland. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen belang heeft bij deze aanvraag voor verblijfsrecht voor onbepaalde duur. De (eventuele) toekenning van een verblijfsrecht voor onbepaalde tijd levert eiseres immers een sterker verblijfsrecht op dan haar huidige
1. Richtlijn 2003/109/ EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen.
2 Zie de uitspraken van de ABRvS van 18 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2033) en 28 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1145, r.o. 8.4).
(afhankelijke) verblijfsrecht. In zoverre is het bestreden besluit daarom onvoldoende gemotiveerd. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat verweerder anders dan in voornoemde jurisprudentie van de ABRvS beoordeelt of sprake is van een zwaarwegend belang en daarmee een strenger criterium hanteert.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank heeft onvoldoende gegevens om zelf in de zaak te voorzien omdat niet duidelijk is of eiseres aan alle (overige) voorwaarden voor het verlenen van de gevraagde vergunning voldoet. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De termijn gaat lopen zodra deze uitspraak is verzonden.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het (aanvullend) bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
31 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.