In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een EU verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Chinese nationaliteit, had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER en verbleef van 2001 tot 2005 in Nederland voor studie. Na een periode in Duitsland, waar haar kinderen zijn geboren, kwam zij in 2010 terug naar Nederland. De aanvraag voor de verblijfsvergunning werd op 20 september 2021 ingediend, maar werd afgewezen omdat eiseres volgens verweerder niet voldeed aan de voorwaarde van vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de afgelopen vijf jaar in Nederland heeft gewoond met haar kinderen van Duitse nationaliteit. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat eiseres geen belang heeft bij de aanvraag voor verblijfsrecht voor onbepaalde duur. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden en de proceskosten vergoeden, die zijn vastgesteld op € 1.674,-.