ECLI:NL:RVS:2022:1879
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en beoordeling van afvalligheid
Op 5 juli 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 4 mei 2021 afgewezen, waarna de rechtbank Den Haag op 29 september 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.A.P. Heesterbeek, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van de Raad van State werd ingegaan op de vraag of de rechtbank de geloofwaardigheid van de gestelde afvalligheid van de vreemdeling had onderzocht. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank dit niet had gedaan, wat leidde tot de conclusie dat de vierde grief van de vreemdeling slaagde. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van de staatssecretaris werd ook vernietigd. De staatssecretaris moet nu opnieuw op de aanvraag beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.277,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.