ECLI:NL:RVS:2022:1821
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielprocedure na hoger beroep staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 29 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2022, waarin het beroep van een vreemdeling gegrond werd verklaard. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen de vreemdeling in de nationale asielprocedure op te nemen.
De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. In zijn verzoek heeft de staatssecretaris de belangen uiteengezet die hij en de vreemdeling naar voren hebben gebracht.
De voorzieningenrechter heeft, gelet op deze belangen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is vastgesteld door mr. J.H. van Breda, met mr. R.M. Ahmady-Pikart als griffier.