ECLI:NL:RVS:2022:1821

Raad van State

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
202203277/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielprocedure na hoger beroep staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 29 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2022, waarin het beroep van een vreemdeling gegrond werd verklaard. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen de vreemdeling in de nationale asielprocedure op te nemen.

De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. In zijn verzoek heeft de staatssecretaris de belangen uiteengezet die hij en de vreemdeling naar voren hebben gebracht.

De voorzieningenrechter heeft, gelet op deze belangen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is vastgesteld door mr. J.H. van Breda, met mr. R.M. Ahmady-Pikart als griffier.

Uitspraak

202203277/2/V3.
Datum uitspraak: 29 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2022 in zaak nr. NL22.3580 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij brief van 4 februari 2022 heeft de staatssecretaris aan de Deense autoriteiten medegedeeld dat de termijn voor overdracht aan Denenmarken is verlengd met 12 maanden.
Bij uitspraak van 3 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen de vreemdeling in de nationale asielprocedure op te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1936).
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2022
638-918