ECLI:NL:RVS:2022:1719
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 16 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 20 januari 2022 de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 9 maart 2022 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. N.M. Weteling, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 4 mei 2022. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 juni 2022.