ECLI:NL:RVS:2022:1514
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 1 februari 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep betreft een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, en biedt geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.