202102460/1/A2
Datum uitspraak: 25 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Rotterdam, en de Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos, gevestigd te Rotterdam (hierna ook: Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a.),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2021 in zaken nrs. 20/796, 20/797, 19/6458 in de gedingen tussen:
Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a.
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (thans: de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening).
Procesverloop
Bij besluiten van 13 juni 2018 heeft de minister aan Stichting Vestia voorlopige investeringsverklaringen afgegeven voor de objecten [locatie 1] en [locatie 2] te Rotterdam.
Bij besluit van 15 november 2019 heeft de minister het door Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos tegen de besluiten van 13 juni 2018 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluiten van 30 december 2019 heeft de minister het door [appellant A] en [appellant B] tegen de besluiten van 13 juni 2018 gemaakte bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 1 maart 2021 heeft de rechtbank het door Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. tegen de besluiten van 15 november 2019 en 30 december 2019 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 14 april 2022.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant A] en [appellant B] zijn de bewoners van de huurwoningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Rotterdam. Zij denken dat de aan woningcorporatie Stichting Vestia afgegeven voorlopige investeringsverklaringen tot de sloop van hun woningen zouden kunnen leiden. [appellant A] en [appellant B] willen niet dat hun woningen worden gesloopt, omdat zij hier graag willen blijven wonen.
2. Op 1 januari 2014 is de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (Stb. 2013, 583; hierna: Wmw) in werking getreden. Op grond van de Wmw wordt jaarlijks van verhuurders van meer dan tien huurwoningen een verhuurderheffing geheven. Verhuurders kunnen een vermindering van de verhuurderheffing krijgen ter stimulering van een aantal investeringen in maatschappelijk urgente opgaven, waaronder de aanpak van de woningvoorraad in Rotterdam Zuid. Ter invulling hiervan zijn verschillende investeringscategorieën benoemd, waaronder de sloop van huurwoningen. Een verhuurder kan een voorgenomen investering aanmelden bij de minister. De minister geeft een voorlopige investeringsverklaring af als de voorgenomen investering aan de voorwaarden voor het afgeven van een dergelijke verklaring voldoet. Zodra de investering is gerealiseerd en gefactureerd, kan de verhuurder de investering binnen de daarvoor geldende termijn aanmelden bij de minister. De minister geeft een definitieve investeringsverklaring af als is voldaan aan de daarvoor gestelde voorwaarden. Wanneer een definitieve investeringsverklaring is ontvangen, kan de verhuurder het bedrag van de verhuurderheffing verminderen met het in de voorlopige investeringsverklaring opgenomen bedrag van de heffingsvermindering.
3. Op 5 februari 2018 en 7 februari 2018 heeft Stichting Vestia een voorgenomen investering in de sloop van de huurwoningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Rotterdam aangemeld bij de minister. Bij de besluiten van 13 juni 2018 heeft de minister voorlopige investeringsverklaringen afgegeven voor deze objecten. Bij de besluiten van 15 november 2019 en 30 december 2019 heeft de minister het door Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belanghebbenden zijn bij de besluiten van 13 juni 2018. De belangen van Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. zijn volgens de minister niet rechtstreeks bij die besluiten betrokken.
Aangevallen uitspraak
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kunnen worden aangemerkt. Volgens de rechtbank hebben Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. geen eigen (rechtstreeks) belang bij de besluiten van 13 juni 2018. Met het besluit van de minister om een voorlopige investeringsverklaring af te geven wordt geen besluit genomen over de toelaatbaarheid van de voorgenomen investeringsmaatregel, zoals de sloop van een woning. Het afgeven van een voorlopige investeringsverklaring betekent niets meer dan dat de verhuurder mogelijk een fiscaal voordeel krijgt bij het uitvoeren van de investering. Of de maatregel uitgevoerd mag worden wordt bepaald in de procedure over het verkrijgen van een omgevingsvergunning die voor het uitvoeren van de maatregel vereist is. Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. hadden zich in die procedure moeten mengen wanneer zij inspraak hadden willen hebben in de activiteit die de verhuurder wilde gaan uitvoeren. De besluiten van 13 juni 2018 raken dan ook niet het recht op huisvesting dat Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. op grond van artikel 22, tweede lid, van de Grondwet hebben en dit raakt hetgeen volgt uit artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) evenmin. De stelling dat Stichting Vestia zonder dit fiscale voordeel niet tot slopen van de woningen zou overgaan en in die zin dus afhankelijk zou zijn van de toekenning van de voorlopige investeringsverklaring om het project te effectueren levert evenmin een rechtstreeks belang op voor Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a., maar hooguit een belang dat is afgeleid van het belang van Stichting Vestia, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
5. Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat sprake is van een rechtstreeks belang. Wat betreft [appellant A] en [appellant B] is dit rechtstreekse belang erin gelegen dat met de besluitvorming van de minister de sloop van hun woningen financieel gezien mogelijk wordt gemaakt. Dit raakt rechtstreeks aan het huisrecht van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft daarnaast niet onderkend dat er voor de sloop van de woningen geen omgevingsvergunning voorligt waar zij tegen kunnen opkomen, nog daargelaten of een alternatieve mogelijkheid die zou openstaan om rechtsbescherming in te roepen maakt dat zij geen belanghebbenden zijn bij een eerder besluit. De rechtbank is bovendien voorbij gegaan aan de uitzonderingssituaties in het geval van een afgeleid belang. Er is namelijk in dit geval sprake van een tegengesteld belang bij de verlening van een voorlopige investeringsbeslissing tussen Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. en Stichting Vestia en er bestaat een gebrek aan een andere vorm van rechtsbescherming tegen de sloop. Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. vinden steun voor dit standpunt in de op 7 november 2018 genomen conclusie van raadsheer advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven (ECLI:NL:CRVB:2018:3474). Wat betreft de belanghebbendheid van de Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos heeft de rechtbank voorts niet onderkend dat sprake is van een bundeling van de belangen van de individuele leden van de Bewonersvereniging, hetgeen op grond van het voorgaande maakt dat belanghebbendheid kan worden aangenomen. De rechtbank heeft verder nagelaten te beoordelen of de Bewonersvereniging een eigen belang heeft. Daar is volgens de Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. sprake van, omdat de besluitvorming betrekking heeft op de Tweebosbuurt en de Bewonersvereniging de behartiging van de belangen van diens inwoners nastreeft.
5.1. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
5.2. [appellant A] en [appellant B] vrezen dat de woningen die zij van Stichting Vestia huren worden gesloopt, als gevolg waarvan zij deze woningen moeten verlaten. De besluiten van 13 juni 2018 hebben betrekking op aan Stichting Vestia afgegeven voorlopige investeringsverklaringen voor deze woningen. De door [appellant A] en [appellant B] gevreesde sloop is geen direct uit deze besluiten voortvloeiend gevolg. Met de besluiten kan Stichting Vestia mogelijk een financieel voordeel krijgen bij de sloop van deze woningen, maar daarmee wordt geen besluit genomen over de toelaatbaarheid ervan, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. De aan Stichting Vestia afgegeven voorlopige investeringsverklaringen raken dus niet de rechtspositie van [appellant A] en [appellant B], noch hun huisrecht, als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De besluiten van 13 juni 2018 hebben evenmin invloed op de rechtsbescherming van [appellant A] en [appellant B]. Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. voeren weliswaar terecht aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voor de sloop van de woningen, aangenomen dat het geen monumenten betreffen, omgevingsvergunningen zijn vereist. Voordat de woningen kunnen worden gesloopt zijn evenwel andere beslissingen nodig, zoals het opzeggen van de huurovereenkomsten door Stichting Vestia, waartegen [appellant A] en [appellant B] bij de burgerlijke rechter kunnen opkomen, en mogelijk de acceptatie van de sloopmeldingen onder voorwaarden van het bevoegd gezag, waartegen rechtsbescherming bij de bestuursrechter openstaat.
Uit het voorgaande volgt dat [appellant A] en [appellant B] geen rechtstreeks bij de besluiten van 13 juni 2018 betrokken belang hebben, zodat zij niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb kunnen worden aangemerkt. Aan de beoordeling of sprake is van een afgeleid belang dat tegengesteld is aan dat van Stichting Vestia wordt gelet hierop niet toegekomen en daarmee wordt evenmin toegekomen aan de betekenis van de conclusie van raadsheer advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven waar [appellant A] en [appellant B] een beroep op doen.
Het betoog faalt.
5.3. Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos e.a. betoogt terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten de belanghebbenheid van de Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos te beoordelen. Dit kan, gelet op het hiernavolgende, evenwel niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
De Afdeling stelt vast dat de bewonersvereniging blijkens haar statuten ten doel heeft op te komen voor de belangen van de bewoners van de Tweebosbuurt in de Afrikaanderwijk en de daaraan grenzende woongebieden. Het betreft het behartigen van de gemeenschappelijke belangen op het gebied van huisvesting, stadsvernieuwing, onderhoud van de woningen, verbetering van woonomgeving en woonklimaat en de belangen van de bewoners als huurders in het algemeen. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.2 is overwogen zijn de bewoners van de Tweebosbuurt, namens wie de bewonersvereniging blijkens haar statutaire doelstelling opkomt, geen belanghebbenden bij de besluiten van 13 juni 2018. Om die reden kan de Bewonersvereniging Buurtgroep Tweebos evenmin als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb worden aangemerkt.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden, te worden bevestigd.
7. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. Van Ettekoven
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Komduur
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022
809