ECLI:NL:RVS:2022:1265

Raad van State

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
202101615/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 23 januari 2021 afgewezen, waarna de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 4 maart 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.C. Blomjous, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling heeft in deze uitspraak geconstateerd dat er een nauwe samenhang is met een eerdere procedure van de vreemdeling (ECLI:NL:RVS:2022:1263), waarin de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank. De eerste grief van de vreemdeling, die betrekking had op politieke overtuiging, dienstplicht en gewetensbezwaren, werd gegrond verklaard. Hierdoor was het hoger beroep gegrond en was het niet nodig om verder in te gaan op de overige argumenten van de vreemdeling.

De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202101615/1/V2.
Datum uitspraak: 28 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 4 maart 2021 in zaak nr. NL21.1365 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 4 maart 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.C. Blomjous, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De Afdeling heeft bij uitspraak van vandaag uitspraak gedaan in een eerdere procedure van de vreemdeling (ECLI:NL:RVS:2022:1263). In die uitspraak is de uitspraak van de rechtbank vernietigd en is de zaak naar de rechtbank teruggewezen. De eerdere procedure hangt nauw samen met deze procedure en de rechtbank verwijst in haar uitspraak in deze procedure naar de rechtbankuitspraak in de eerdere procedure. Alleen daarom al slaagt de eerste grief over politieke overtuiging, dienstplicht en gewetensbezwaren.
2.       Het hoger beroep is alleen al daarom gegrond. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling wijst ook deze zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 4 maart 2021 in zaak nr. NL21.1365;
III.      wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Wezep
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2022
844