ECLI:NL:RVS:2022:1265
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 23 januari 2021 afgewezen, waarna de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 4 maart 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.C. Blomjous, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling heeft in deze uitspraak geconstateerd dat er een nauwe samenhang is met een eerdere procedure van de vreemdeling (ECLI:NL:RVS:2022:1263), waarin de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank. De eerste grief van de vreemdeling, die betrekking had op politieke overtuiging, dienstplicht en gewetensbezwaren, werd gegrond verklaard. Hierdoor was het hoger beroep gegrond en was het niet nodig om verder in te gaan op de overige argumenten van de vreemdeling.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.