ECLI:NL:RVS:2022:1246
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. Op 22 februari 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.W. de Haan en mr. G.H.P. Buren, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De staatssecretaris heeft in het hoger beroep aangevoerd dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, maar de vreemdeling heeft aangegeven dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde en de procedure wil voortzetten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat de vreemdeling nog steeds belang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep.
De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.