ECLI:NL:RVS:2022:1194
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 25 april 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste instantie beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 28 januari 2022 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank had op 14 maart 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris de vreemdeling na afloop van de vijfdaagse quarantainemaatregel had gehoord en voldoende had gemotiveerd waarom dit gehoor niet eerder had plaatsgevonden. Dit toont aan dat de staatssecretaris zich had ingespannen om de detentie zo kort mogelijk te laten duren.
De Raad van State oordeelde verder dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.