ECLI:NL:RVS:2022:114

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
202107319/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 16 november 2021. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen, alsook schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris had de vreemdeling op 5 november 2021 in bewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze rechtsgeldig elektronisch was ondertekend. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de staatssecretaris gegrond verklaard. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat de handtekening niet geldig was, omdat de digitale handtekening in het digitaal dossier niet zichtbaar was. De Afdeling heeft vastgesteld dat de handtekening wel degelijk geldig was, toen deze in een gangbare PDF-viewer werd geopend. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken om de geldigheid van de digitale handtekening te onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 17 januari 2022.

Uitspraak

202107319/1/V3.
Datum uitspraak: 17 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 16 november 2021 in zaak nr. NL21.17496 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 5 november 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 16 november 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.L. Sarin, advocaat te Zaandam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris klaagt in zijn enige grief terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de bewaring onrechtmatig is omdat niet kon worden vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtsgeldig elektronisch is ondertekend. Kennelijk stuitte de rechtbank op het probleem, dat zij na het openen van de maatregel van bewaring in de PDF-viewer in het digitaal dossier heeft onderzocht of op de handtekening kan worden geklikt. Binnen het digitaal dossier wordt echter een beknopte versie van een PDF-viewer gebruikt. Het gebruik van de beknopte versie verklaart de overweging van de rechtbank dat de maatregel van bewaring geen doorklikscherm bevat waarin een digitale handtekening is geplaatst. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 12 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:543, onder 3.1. Die uitspraak gaat over een digitale handtekening die is geplaatst door een medewerker van de Koninklijke Marechaussee. In de zaak waar het nu om gaat, is de digitale handtekening geplaatst door een medewerker van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel van de politie. Daarom verwijst de Afdeling aanvullend naar haar uitspraak van 8 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3356, onder 9 en 10. Wanneer de Afdeling de maatregel van bewaring buiten het digitaal dossier in een gangbare PDF-viewer opent kan wel op de handtekening worden geklikt en blijkt dat de handtekening geldig is en dat het document niet is gewijzigd nadat het is ondertekend.
De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 16 november 2021 in zaak nr. NL21.17496;
III.      verklaart het beroep ongegrond;
IV.      wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2022
873