ECLI:NL:RVS:2021:709

Raad van State

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
202004844/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot beperkte kennisneming van stukken in hoger beroep inzake politiegegevens en persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 juli 2020, betreffende zaak nr. 19/4769. De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht hebben in het kader van dit hoger beroep twee gedingstukken overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming van deze stukken door de appellant. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij de burgemeester en het college hebben aangevoerd dat de stukken politiegegevens bevatten die niet zonder toestemming van de auteur met derden mogen worden gedeeld, en dat deze informatie tot personen herleidbaar is.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken van de burgemeester en het college beoordeeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de melding en het proces-verbaal informatie bevatten die tot personen herleidbaar is, en dat het belang van het behoud van het anonieme karakter van het meldpunt en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de appellant om kennis te nemen van deze stukken. De Afdeling heeft daarbij ook overwogen dat de zakelijke inhoud van de melding voor zover relevant al bekend is bij de appellant uit andere gedingstukken.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming van de stukken gerechtvaardigd geacht en het verzoek toegewezen. De beslissing is genomen door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 april 2021.

Uitspraak

202004844/2/A3.
Datum beslissing: 7 april 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 juli 2020 in zaak nr. 19/4769 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 juli 2020 in zaak nr. 19/4769.
De burgemeester en het college hebben twee gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de volgende stukken:
een melding gedaan bij het meldpunt Meld Misdaad Anoniem op 21 oktober 2018 en de ongeschoonde versie van een proces-verbaal van 14 februari 2019.
Overwegingen
1.       De burgemeester en het college hebben de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. Ter motivering van hun verzoek hebben zij aangevoerd dat de melding politiegegevens bevat, die niet zonder de toestemming van de auteur met derden mogen worden gedeeld en informatie die tot personen herleidbaar is. In het proces-verbaal zijn de tot personen herleidbare gegevens verwijderd omdat met verstrekking ervan een onevenredige inbreuk wordt gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de melding en de ongeschoonde versie van het proces-verbaal. Zij is van oordeel dat het belang van het behoud van het anonieme karakter van het meldpunt en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in dit geval zwaarder wegen dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van deze stukken. De Afdeling acht daarvoor van belang dat zowel de melding als het proces-verbaal informatie bevat die tot personen herleidbaar is of dat mogelijk kan zijn. Verder is daartoe van belang dat de zakelijke inhoud van de melding voor zover relevant bekend is bij [appellant] uit het proces-verbaal en het besluit, waartegen het (hoger) beroep zich richt en verder dat een geschoonde versie van het proces-verbaal tot de gedingstukken behoort, waarin ook de voor dat besluit van belang zijnde informatie staat.
4.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2021