ECLI:NL:RVS:2021:345

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
202005543/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en herbeoordeling veilig land van herkomst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 13 augustus 2020, waarna de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 8 oktober 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.J.J. Jansen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De vreemdeling betoogt dat de rechtbank ten onrechte de staatssecretaris heeft gevolgd in zijn standpunt dat de veiligheidssituatie van lhbti in Brazilië niet is verslechterd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de staatssecretaris zijn standpunt over de situatie van lhbti in Brazilië heeft gewijzigd na de uitspraak van de rechtbank. Op 30 september 2020 heeft de staatssecretaris lhbti wel uitgezonderd van de aanwijzing van Brazilië als veilig land van herkomst. Dit betekent dat de staatssecretaris moet uitleggen welke gevolgen dit heeft voor de vreemdeling en moet motiveren waarom zij bij terugkeer bescherming kan krijgen.

De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep gegrond is en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 534,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202005543/1/V2.
Datum uitspraak: 24 februari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 8 oktober 2020 in zaak nr. NL20.15539 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 augustus 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 8 oktober 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Jansen, advocaat te Kapelle, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De vreemdeling klaagt in haar grieven onder meer dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte is gevolgd in zijn standpunt dat de veiligheidssituatie van lhbti niet is verslechterd en daarom geen aanleiding bestaat lhbti als groep uit te zonderen van de aanwijzing van Brazilië als veilig land van herkomst. Deze grieven slagen, omdat de staatssecretaris, zoals de vreemdeling aanvoert, de algemene informatie over de situatie van lhbti in Brazilië al voordat de rechtbank uitspraak deed anders kwalificeerde en zijn standpunt over het uitzonderen van lhbti aldus heeft gewijzigd. De staatssecretaris heeft de aanwijzing van Brazilië als veilig land van herkomst op 30 september 2020 immers opnieuw beoordeeld en daarin heeft hij lhbti nu wel uitgezonderd (brief van de staatssecretaris aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 30 september 2020 met als onderwerp 'Herbeoordeling veilige landen van herkomst - tranche 2 tot en met 5', kenmerk 2592622). De staatssecretaris moet dan ook uitleggen welke gevolgen dit heeft en (opnieuw) motiveren waarom de vreemdeling als lhbti bij terugkeer bescherming kan krijgen of geen problemen heeft te verwachten (vergelijk de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2021:346).
2.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 8 oktober 2020 in zaak nr. NL20.15539;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 534,00 (zegge: vijfhonderdvierendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Wolff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2021
802.