ECLI:NL:RVS:2021:3028

Raad van State

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
202107855/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf

Op 30 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 16 oktober 2019 een aanvraag van twee vreemdelingen om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar ongegrond op 16 april 2020. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft in een tussenuitspraak op 29 maart 2021 de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een gebrek in zijn besluit te herstellen. In de uitspraak van 16 november 2021 verklaarde de rechtbank het beroep van de vreemdelingen gegrond, vernietigde het besluit van 16 april 2020, herstelde het besluit van 16 oktober 2019 en droeg de staatssecretaris op om de vreemdelingen een verblijfsvergunning te verlenen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat er geen proceskosten vergoed hoeven te worden. Deze beslissing is genomen door mr. D.A. Verburg, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 december 2021.

Uitspraak

202107855/2/V1.
Datum uitspraak: 30 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 16 november 2021 in zaak nr. 20/3271 in het geding tussen:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdelingen om hun een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 16 april 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 29 maart 2021 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een aan dat besluit klevend gebrek te herstellen.
Bij uitspraak van 16 november 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 april 2020 vernietigd, het besluit van 16 oktober 2019 herroepen en de staatssecretaris opgedragen om aan de vreemdelingen een verblijfsvergunning te verlenen met het verblijfsdoel verblijf als familie- of gezinslid bij [partij], ingaande op de datum van de aanvraag.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. De Keizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 december 2021
210