ECLI:NL:RVS:2021:2965
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing aanvraag document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 20 januari 2020 deze aanvraag afgewezen. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 28 april 2020. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 21 april 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ook ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. Gürses, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 december 2021 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin is vastgesteld dat het aan de vreemdeling is om gegevens te verschaffen die een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding aantonen, zoals bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez.
De Raad van State heeft besloten dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.