ECLI:NL:RVS:2021:2961
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- C.C.W. Lange
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 8 september 2021 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Ficq, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 december 2021 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Afdeling heeft vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel inmiddels is opgeheven, waardoor een bevel tot opheffing niet nodig is. De vreemdeling heeft recht op schadevergoeding, die is toegekend op basis van artikel 106, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met het hoger beroep. De totale schadevergoeding bedraagt € 1.200,00 voor de periode van 28 augustus 2021 tot en met 8 september 2021, en daarnaast € 1.496,00 voor de proceskosten, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en vastgesteld door de voorzitter en de leden van de Afdeling.