ECLI:NL:RVS:2021:2960
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- C.C.W. Lange
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een vrijheidsontnemende maatregel die op 19 augustus 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgelegd. De rechtbank Den Haag heeft op 8 september 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Ficq, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 december 2021 uitspraak gedaan. De Afdeling heeft geoordeeld dat de rechtsvraag die in deze zaak aan de orde is, eerder is beantwoord in een andere uitspraak (ECLI:NL:RVS:2021:2869) over voortvarend handelen in het geval van grensdetentie. De Afdeling heeft vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagt en dat het hoger beroep gegrond is.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling is gegrond verklaard. Aangezien de vrijheidsontnemende maatregel inmiddels is opgeheven, is een bevel tot opheffing niet nodig. De vreemdeling heeft recht op schadevergoeding, die is vastgesteld op € 4.300,00 voor de periode van 28 augustus 2021 tot en met 9 oktober 2021. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 1.496,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.