ECLI:NL:RVS:2021:2959
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- C.C.W. Lange
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. De vreemdeling heeft op 19 augustus 2021 een maatregel opgelegd gekregen, waartegen hij op 8 september 2021 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Ficq, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 december 2021 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Afdeling heeft vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel inmiddels is opgeheven, waardoor een bevel tot opheffing niet nodig is. De vreemdeling heeft recht op schadevergoeding, welke is toegekend op basis van artikel 106, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris is ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met het hoger beroep.
De beslissing van de Raad van State houdt in dat de vreemdeling een schadevergoeding van € 1.200,00 ontvangt voor de periode van 28 augustus 2021 tot en met 8 september 2021, en dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een bedrag van € 1.496,00 aan proceskosten moet vergoeden, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Afdeling, met de griffier aanwezig.