ECLI:NL:RVS:2021:2948
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 22 december 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris op 23 februari 2021 niet in behandeling was genomen. De rechtbank had op 6 oktober 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de rechtsvraag over de detentieomstandigheden van Dublinclaimanten in Malta, die eerder was behandeld in een andere uitspraak. De Raad bevestigde dat de grief van de staatssecretaris faalde en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het besluit van de staatssecretaris ondeugdelijk was gemotiveerd. De Raad van State verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 748,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 december 2021, waarbij mr. A. Kuijer als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, de griffier.