ECLI:NL:RVS:2021:2871
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep
Op 20 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De vreemdeling had eerder, op 29 november 2021, een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waarin hij in bewaring werd gesteld. De rechtbank Den Haag had op 7 december 2021 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de vreemdeling naar verwachting binnenkort zou worden uitgezet, dit niet automatisch betekende dat de uitzetting verboden kon worden. De toetsing in deze bewaringsprocedure richtte zich enkel op de vraag of de vreemdeling zijn vrijheid ontnomen mocht worden. Zelfs als de Afdeling in hoger beroep zou oordelen dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring had gesteld, zou dat niet impliceren dat de staatssecretaris niet bevoegd was om de vreemdeling uit te zetten.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, met mr. A.M. van Meurs-Heuvel als griffier.