ECLI:NL:RVS:2021:2871

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
202107787/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep

Op 20 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De vreemdeling had eerder, op 29 november 2021, een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waarin hij in bewaring werd gesteld. De rechtbank Den Haag had op 7 december 2021 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de vreemdeling naar verwachting binnenkort zou worden uitgezet, dit niet automatisch betekende dat de uitzetting verboden kon worden. De toetsing in deze bewaringsprocedure richtte zich enkel op de vraag of de vreemdeling zijn vrijheid ontnomen mocht worden. Zelfs als de Afdeling in hoger beroep zou oordelen dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring had gesteld, zou dat niet impliceren dat de staatssecretaris niet bevoegd was om de vreemdeling uit te zetten.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, met mr. A.M. van Meurs-Heuvel als griffier.

Uitspraak

202107787/2/V3.
Datum uitspraak: 20 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 7 december 2021 in zaak nr. NL21.18620 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 7 december 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Met het verzoek wil de vreemdeling voorkomen dat hij wordt uitgezet, terwijl nog niet op het hoger beroep over de bewaring is beslist.
2.       Hoewel de vreemdeling naar verwachting binnenkort wordt uitgezet, verbiedt de voorzieningenrechter in deze bewaringsprocedure die uitzetting niet. Daarin wordt namelijk alleen getoetst of de vreemdeling zijn vrijheid mocht worden ontnomen. Ook als de Afdeling in hoger beroep oordeelt dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring heeft gesteld, betekent dat niet dat hij niet bevoegd was om hem uit te zetten.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Baldinger
voorzieningenrechter
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2021
18-962