ECLI:NL:RVS:2021:2862
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 11 juni 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 28 juli 2021 het beroep gegrond verklaarde, het besluit van de staatssecretaris vernietigde en hem opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de rechtsvragen van de staatssecretaris beoordeeld. De eerste grief betreft de detentieomstandigheden van Dublinclaimanten in Malta, welke reeds in een eerdere uitspraak is behandeld. De Afdeling concludeert dat de grief faalt, aangezien de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het besluit van de staatssecretaris ondeugdelijk was gemotiveerd.
De tweede grief van de staatssecretaris berust op een verkeerde lezing van de uitspraak van de rechtbank en faalt eveneens. De rechtbank heeft de staatssecretaris niet opgedragen om de asielaanvraag van de vreemdeling in behandeling te nemen. Uiteindelijk oordeelt de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 748,00 bedragen, toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.