ECLI:NL:RVS:2021:2617

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
202104453/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 24 november 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 10 februari 2021. Verzoeker, een vreemdeling, had op 8 juli 2021 de Afdeling verzocht om herziening van de eerdere uitspraken in de zaken met nummers 202100500/1/V1 en 202100500/2/V1. Het verzoek was gebaseerd op het arrest van het Hof van Justitie van 10 juni 2021, waarin werd geoordeeld dat de eerdere uitspraak niet kon standhouden. De Afdeling heeft echter overwogen dat een arrest van het Hof geen novum is dat herziening rechtvaardigt. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin is vastgesteld dat een arrest van het Hof geen grond biedt voor herziening van een eerdere uitspraak. De Afdeling heeft het verzoek tot herziening dan ook afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

Uitspraak

202104453/1/V1.
Datum uitspraak: 24 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2021, in zaak nr. 202100500/1/V1 en 202100500/2/V1.
Procesverloop
Bij brief van 8 juli 2021 heeft verzoeker de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 10 februari 2021 in zaak nr. 202100500/1/V1 en 202100500/2/V1.
Overwegingen
1.       Aan zijn verzoek om herziening heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat de uitspraak van 10 februari 2021 gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 10 juni 2021, LH tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ECLI:EU:C:2021:478, geen stand kan houden.
2.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen is een arrest van het Hof geen novum op grond waarvan een uitspraak kan worden herzien (uitspraak van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:716, onder 15.1, en uitspraak van 17 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1209, onder 6, waarin wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 27 oktober 2004 ECLI:NL:RVS:2004:AR4641, en naar het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9272). Het verzoek moet daarom worden afgewezen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2021
154-927