ECLI:NL:HR:2011:BM9272
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van een arrest van de Hoge Raad inzake overdrachtsbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2011 uitspraak gedaan op het verzoek van X B.V. tot herziening van een eerder arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2003. Het verzoek tot herziening was gebaseerd op een later verschenen arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel had geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek om herziening. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend en beide partijen zijn verschenen tijdens de zitting op 23 mei 2011.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gronden voor herziening, zoals bedoeld in artikel 29e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet zijn vervuld. De Hoge Raad oordeelde dat de feiten of omstandigheden die in het verzoekschrift zijn aangevoerd, niet voldoen aan de vereisten die gesteld zijn in de wet. Het arrest van het Hof van Justitie, waarnaar werd verwezen, kan niet worden aangemerkt als een feit dat heeft plaatsgevonden vóór het arrest waarvan herziening wordt gevraagd.
De Hoge Raad benadrukte het belang van de stabiliteit van rechterlijke beslissingen en het beginsel van eerbiediging van het gezag van gewijsde. Dit beginsel houdt in dat onherroepelijke beslissingen niet opnieuw in geding kunnen worden gebracht, ook niet op basis van nieuwe juridische inzichten die na de uitspraak zijn ontstaan. De Hoge Raad heeft daarom het verzoek tot herziening afgewezen en geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten.