Uitspraak
Datum uitspraak: 27 oktober 2021
BESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter
griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, die op 4 september 2020 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De zaak betreft een klacht die in 2018 is ingediend bij de Commissie wetenschappelijke integriteit van Wageningen University over datamanipulatie en het fabriceren van citaties door [appellant]. De Commissie concludeerde dat [appellant] de wetenschappelijke integriteit ernstig had geschonden. Het college van bestuur van Wageningen University heeft op 17 april 2019 een definitief oordeel gegeven, waarin de klacht gegrond werd verklaard en het college voor promoties werd verzocht om te onderzoeken welke maatregelen nodig waren met betrekking tot de verleende doctorsgraad aan [appellant].
Het college van bestuur verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen dit oordeel niet-ontvankelijk, wat door de voorzieningenrechter werd bevestigd. [appellant] stelde dat de brief van 17 april 2019 een besluit bevatte dat vatbaar was voor bezwaar en beroep, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze brief geen rechtsgevolg had en dus geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van [appellant] ongegrond verklaard. De rechters concludeerden dat de brief van 17 april 2019 geen besluit was en dat het college van bestuur niet verplicht was om proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de verantwoordelijkheden van het college van bestuur en het college voor promoties, en bevestigt dat de klachtbehandeling onder de Klachtenregeling valt, die geen algemeen verbindend voorschrift is.