ECLI:NL:RVS:2021:2318

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
202106327/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende afgifte document rechtmatig verblijf

Op 18 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont, welke aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 april 2020 was afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 17 september 2020. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 7 september 2021 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat de staatssecretaris inderdaad geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2021.

Uitspraak

202106327/2/V3.
Datum uitspraak: 18 oktober 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 7 september 2021 in zaak nr. 20/7219 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 14 april 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 17 september 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021
872