ECLI:NL:RVS:2021:2145
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 15 april 2021. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 februari 2021 had besloten hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk te verklaren. De vreemdelingen stelden dat zij bij terugkeer naar Griekenland een reëel risico lopen op een schending van hun mensenrechten, zoals vastgelegd in artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 september 2021 uitspraak gedaan. De grieven van de vreemdelingen, die onder andere betrekking hadden op de situatie voor statushouders in Griekenland, zijn gegrond bevonden. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris beter moest motiveren waarom de vreemdelingen geen risico lopen. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de besluiten van de staatssecretaris zijn ongeldig verklaard. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 2.244,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die van de staatssecretaris wordt verwacht bij het beoordelen van asielaanvragen, vooral in het licht van de mensenrechtensituatie in het land van herkomst van de aanvragers. De Raad van State heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan die de bescherming van vreemdelingenrechten onderstreept.