ECLI:NL:RVS:2021:2111

Raad van State

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
202105914/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake bewaring vreemdeling

Op 22 september 2021 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 20 augustus 2021 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 30 augustus 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.R.S. Ramhit, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 8 september 2021 eindigde. Het hogerberoepschrift is echter pas na deze datum bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen.

Hierdoor heeft de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 september 2021.

Uitspraak

202105914/1/V3.
Datum uitspraak: 22 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 30 augustus 2021 in zaak nr. NL21.13540 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 augustus 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij mondelinge uitspraak van 30 augustus 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.R.S. Ramhit, advocaat te Hoofddorp, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Overwegingen
1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 8 september 2021. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2021
371