ECLI:NL:RVS:2021:201

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
202100654/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 2 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 28 januari 2021, waarin het beroep van een vreemdeling tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel gegrond werd verklaard. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.

De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om de werking van de uitspraak van de rechtbank op te schorten totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. Hij stelde dat er sprake was van spoedeisend belang, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening op 3 februari 2021 zou verstrijken. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen en besloten om een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de werking van de uitspraak van de rechtbank wordt opgeschort totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep van de staatssecretaris.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling een termijn krijgt om een inhoudelijke reactie in te dienen. Tevens is besloten dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 februari 2021.

Uitspraak

202100654/2/V3.
Datum uitspraak: 2 februari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 28 januari 2021 in zaak nr. NL20.19925 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 28 januari 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Wat betreft het spoedeisend belang heeft de staatssecretaris zich daarbij op het standpunt gesteld dat de overdrachtstermijn, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180), op 3 februari 2021 verloopt.
2.    Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening te treffen. De vreemdeling zal een termijn krijgen voor het indienen van een inhoudelijke reactie. Daarna zal de voorzieningenrechter op het resterende deel van het verzoek beslissen.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de werking van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 28 januari 2021 in zaak nr. NL20.19925, wordt opgeschort zolang geen uitspraak is gedaan op het verzoek van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2021
765.