ECLI:NL:RVS:2021:201
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 28 januari 2021, waarin het beroep van een vreemdeling tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel gegrond werd verklaard. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om de werking van de uitspraak van de rechtbank op te schorten totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. Hij stelde dat er sprake was van spoedeisend belang, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening op 3 februari 2021 zou verstrijken. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen en besloten om een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de werking van de uitspraak van de rechtbank wordt opgeschort totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep van de staatssecretaris.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling een termijn krijgt om een inhoudelijke reactie in te dienen. Tevens is besloten dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 februari 2021.