ECLI:NL:RVS:2021:1862
Raad van State
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 20 augustus 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris, die op 14 december 2020 had plaatsgevonden. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank op 2 februari 2021, waarin het beroep gegrond werd verklaard en de staatssecretaris werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Z.M. Alaca, een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 748,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. H.G. Sevenster en de leden mr. A. Kuijer en mr. B. Meijer, in aanwezigheid van griffier mr. A.K. de Keizer.