ECLI:NL:RVS:2021:1826
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 18 augustus 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 11 januari 2021 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, had op 30 april 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.H.M. Geraedts, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De zaak betreft de situatie van statushouders in Griekenland en de vraag of zij bij terugkeer naar dat land een reëel risico lopen op een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. De Afdeling heeft eerder uitspraken gedaan over deze situatie en oordeelt dat de staatssecretaris beter moet motiveren waarom de vreemdeling geen risico loopt. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep gegrond is, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling tot een bedrag van € 2.244,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.