ECLI:NL:RVS:2021:1823
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
Op 18 augustus 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 19 januari 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In het hoger beroep heeft de vreemdeling verschillende grieven aangevoerd. De Raad van State heeft geoordeeld dat de eerste drie grieven niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De vierde grief betreft de situatie van statushouders in Griekenland en het risico dat zij bij terugkeer in dat land in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest kunnen komen. De Raad van State heeft vastgesteld dat de staatssecretaris beter moet motiveren waarom de vreemdeling dit risico niet loopt.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 18 augustus 2020 vernietigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.244,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.