ECLI:NL:RVS:2021:1782
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel en risico op schending van mensenrechten in Griekenland
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, die op 28 januari 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 november 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.S. Dunant Maurits, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak de situatie voor statushouders in Griekenland beoordeeld. Er werd onderzocht of de vreemdeling bij terugkeer naar Griekenland een reëel risico loopt op een situatie die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 4 van het EU-Handvest. De Afdeling heeft eerder op 28 juli 2021 uitspraken gedaan die relevant zijn voor deze zaak, en concludeert dat de staatssecretaris beter moet motiveren waarom de vreemdeling dit risico niet loopt.
De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 20 november 2020 vernietigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.244,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 11 augustus 2021.