ECLI:NL:RVS:2021:1777

Raad van State

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
202006946/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenrecht inzake verblijfsvergunning asiel

Op 9 oktober 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besluiten genomen waarbij aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.M.M. Heilbron, hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De rechtbank heeft op 15 december 2020 de beroepen ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Nadat het hoger beroep was ingesteld, heeft de staatssecretaris de asielaanvragen alsnog in behandeling genomen. De vreemdelingen hebben in hun nadere stukken verzocht om hun hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat zij hun doel hebben bereikt met de behandeling van hun aanvragen. De Raad van State heeft overwogen dat de vreemdelingen onvoldoende belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun hoger beroep, aangezien de staatssecretaris hun aanvragen inmiddels inhoudelijk heeft behandeld.

De Raad van State heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021.

Uitspraak

202006946/1/V3.
Datum uitspraak: 9 augustus 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 15 december 2020 in zaken nrs. NL20.18360 en NL20.18362 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 9 oktober 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 15 december 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Heilbron, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de vreemdelingen hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Nadat de vreemdelingen hoger beroep hadden ingesteld in deze zaak, heeft de staatssecretaris de asielaanvragen alsnog in behandeling genomen. De vreemdelingen verzoeken daarom in hun nadere stuk om hun hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.       De vreemdelingen hebben onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van hun hoger beroep, omdat zij hebben bereikt wat zij met hun hoger beroep beogen doordat de staatssecretaris hun asielaanvragen alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen (vergelijk de uitspraak van 7 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1253).
3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Snijders
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2021
345-922