ECLI:NL:RVS:2021:1297

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
202103888/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep

Op 21 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De vreemdeling was op 26 mei 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld. De rechtbank Den Haag had op 14 juni 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de vreemdeling naar verwachting binnenkort zou worden overgedragen, dit niet betekende dat de overdracht verboden kon worden. De toetsing in deze bewaringsprocedure richtte zich enkel op de vraag of de vreemdeling zijn vrijheid mocht worden ontnomen. Zelfs als in hoger beroep zou blijken dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring had gesteld, zou dat niet impliceren dat de staatssecretaris niet bevoegd was om de vreemdeling over te dragen.

Uiteindelijk werd het verzoek van de vreemdeling afgewezen en werd bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 juni 2021.

Uitspraak

202103888/2/V3.
Datum uitspraak: 21 juni 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 14 juni 2021 in zaak nr. NL21.8171 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 14 juni 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Met het verzoek wil de vreemdeling voorkomen dat hij wordt overgedragen, terwijl nog niet op het hoger beroep over de bewaring is beslist.
2.       Hoewel de vreemdeling naar verwachting binnenkort wordt overgedragen, verbiedt de voorzieningenrechter in deze bewaringsprocedure die overdracht niet. Daarin wordt namelijk alleen getoetst of de vreemdeling zijn vrijheid mocht worden ontnomen. Ook als de Afdeling in hoger beroep oordeelt dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring heeft gesteld, betekent dat niet dat hij niet bevoegd was om hem over te dragen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
w.g. Bijloos
voorzieningenrechter
w.g. Snijders
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2021
279