ECLI:NL:RVS:2021:1297
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep
Op 21 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De vreemdeling was op 26 mei 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld. De rechtbank Den Haag had op 14 juni 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de vreemdeling naar verwachting binnenkort zou worden overgedragen, dit niet betekende dat de overdracht verboden kon worden. De toetsing in deze bewaringsprocedure richtte zich enkel op de vraag of de vreemdeling zijn vrijheid mocht worden ontnomen. Zelfs als in hoger beroep zou blijken dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring had gesteld, zou dat niet impliceren dat de staatssecretaris niet bevoegd was om de vreemdeling over te dragen.
Uiteindelijk werd het verzoek van de vreemdeling afgewezen en werd bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 juni 2021.