ECLI:NL:RVS:2021:1255
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- H.G. Sevenster
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 2 maart 2021. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen, alsook schadevergoeding toegekend. De vreemdeling, afkomstig uit Marokko, was op 18 februari 2021 in bewaring gesteld. De staatssecretaris stelde hoger beroep in, omdat hij het niet eens was met de motivering van de rechtbank. De staatssecretaris voerde aan dat de rechtbank niet had onderkend dat er een risico bestond dat de vreemdeling zich aan het toezicht zou onttrekken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de staatssecretaris gegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris deugdelijk had gemotiveerd dat hij niet met een lichter middel kon volstaan, ondanks de verklaring van de vreemdeling dat hij naar zijn vriendin in Frankrijk wilde. De staatssecretaris had terecht rekening gehouden met het feit dat de vreemdeling eerder de gelegenheid had gehad om op eigen gelegenheid te vertrekken en dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de motivering bij beslissingen over bewaring en de risico's die vreemdelingen kunnen vormen voor het toezicht. De Afdeling bevestigt dat de staatssecretaris in dit geval terecht heeft gehandeld door de vreemdeling in bewaring te stellen, gezien de omstandigheden van de zaak.