ECLI:NL:RVS:2021:1079
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake inreisverbod vreemdeling
Op 21 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 10 februari 2021 het besluit van de staatssecretaris om een inreisverbod voor een vreemdeling op te leggen, had vernietigd. De rechtbank had bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen. Hij concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de staatssecretaris niet had aangetoond dat uitvoering geven aan de uitspraak van de rechtbank zou leiden tot onomkeerbare gevolgen of een onevenredige inspanning zou vergen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 534,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.