ECLI:NL:RVS:2020:464
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Raad van State op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 27 januari 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling had op 8 januari 2020 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd gekregen. In het hoger beroep, dat werd ingesteld door de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.Th.A. Bos, werd niet duidelijk gemaakt waarom de uitspraak van de rechtbank volgens de vreemdeling niet juist was. Hierdoor kon de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep. De Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.