ECLI:NL:RVS:2020:455
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 20 december 2018 afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 17 januari 2019 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvragen die door de vreemdeling zijn opgeworpen, waaronder de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank en de openbaarmaking van deze uitspraak, beoordeeld. De Afdeling heeft eerder in andere uitspraken, ECLI:NL:RVS:2019:1400 en ECLI:NL:RVS:2019:1390, relevante overwegingen geformuleerd die ook in deze zaak van toepassing zijn. De Afdeling concludeert dat de grieven van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 525,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 12 februari 2020.