ECLI:NL:RVS:2020:4
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na hoger beroep staatssecretaris
Op 2 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling wiens aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De aanvraag was oorspronkelijk afgewezen op 19 april 2018, waarna de vreemdeling bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd op 28 november 2018 ongegrond verklaard. De vreemdeling ging vervolgens in beroep bij de rechtbank, die op 2 april 2019 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
In de uitspraak van 2 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat, gezien de beslissing op het hoger beroep van de staatssecretaris, er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgang en de afwegingen die gemaakt worden in vreemdelingenzaken, vooral in het licht van eerdere beslissingen van de rechtbank en de staatssecretaris.