ECLI:NL:RVS:2020:3128

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
202006665/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 30 september 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 7 december 2020 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 december 2020 uitspraak gedaan op dit verzoek. De vreemdeling verzocht om te voorkomen dat zij wordt uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in overweging genomen en besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden, aangezien de voorzieningenrechter eerder al een ordemaatregel had getroffen die de staatssecretaris tot vergoeding van proceskosten had veroordeeld. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.

Uitspraak

202006665/3/V3.
Datum uitspraak: 29 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 7 december 2020 in zaak nr. NL20.17722 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 december 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 15 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3023, heeft de voorzieningenrechter, vooruitlopend op de behandeling van het verzoek, een ordemaatregel getroffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de voorzieningenrechter de staatssecretaris al bij het treffen van de hiervoor genoemde ordemaatregel tot vergoeding van de proceskosten van het verzoek heeft veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Sevenster    w.g. Schippers
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2020
873.