ECLI:NL:RVS:2020:3023

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
202006665/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot beëindiging opvang

Op 15 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 september 2020 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag had op 7 december 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat de voorgenomen beëindiging van haar opvang op 15 december 2020 achterwege zou blijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de noodzakelijke stukken voor de beoordeling van het hoger beroep nog niet waren ontvangen en besloot daarom om bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening te treffen. Dit betekende dat de beëindiging van de opvang niet door zou gaan totdat de stukken waren ontvangen en er een definitieve beslissing kon worden genomen.

Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 525,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, in aanwezigheid van mr. M.W. Schippers als griffier, en werd in het openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202006665/2/V3.
Datum uitspraak: 15 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 7 december 2020 in zaak nr. NL20.17722 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 december 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter, voor zover nu van belang, verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de voorgenomen beëindiging van de opvang op 15 december 2020 achterwege blijft. Omdat de voor de beoordeling van het hoger beroep noodzakelijke stukken nog niet zijn ontvangen, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de stukken zijn ontvangen zal de voorzieningenrechter op het resterende deel van het verzoek beslissen.
2.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de voorgenomen beëindiging van de opvang op 15 december 2020 achterwege blijft;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Schippers
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2020
873.