ECLI:NL:RVS:2020:3037

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
202003836/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel op basis van seksuele gerichtheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 3 juli 2020 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 12 februari 2020 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, waarbij de vreemdeling aanvoerde dat hij in Guinee problemen had ondervonden vanwege zijn seksuele gerichtheid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van het asielrelaas niet geheel juist had beoordeeld, maar vond desondanks dat het bestreden besluit in stand kon blijven.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H. van der Linden, heeft hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep werd betoogd dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het besluit van de staatssecretaris in stand kon blijven, ondanks dat de beroepsgronden over de gestelde betrapping en het moment van ontdekking van de seksuele gerichtheid slagen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de vreemdeling gegrond verklaard en vastgesteld dat de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag niet voldoende had gemotiveerd.

De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet plaatsvinden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.575,00 zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 december 2020.

Uitspraak

202003836/1/V2.
Datum uitspraak: 21 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 3 juli 2020 in zaak nr. NL20.3885 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 3 juli 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H. van der Linden, advocaat te Almelo, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.    De vreemdeling komt uit Guinee en heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij daar vanwege zijn seksuele gerichtheid problemen heeft ondervonden. Deze uitspraak gaat over de vraag of de rechtbank terecht heeft overwogen dat de asielaanvraag van de vreemdeling terecht is afgewezen, ook al heeft zij geoordeeld dat het standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de vreemdeling niet helemaal juist is.
2.    De vreemdeling klaagt in grief 4 terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bestreden besluit in stand kan blijven, ondanks dat de beroepsgronden over de gestelde betrapping en het moment van de ontdekking van de seksuele gerichtheid slagen en het besluit op die onderdelen ondeugdelijk gemotiveerd is. Uit de overige tegenwerpingen blijkt onvoldoende waarom de staatssecretaris de verklaringen van de vreemdeling over het geheel aan eigen ervaringen ongeloofwaardig heeft geacht, terwijl hierop bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid het zwaartepunt ligt (zie de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885). De grief slaagt.
3.    Het hoger beroep is gegrond. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 12 februari 2020 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet een nieuw besluit nemen. De Afdeling wijst erop dat de staatssecretaris daarbij een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet verrichten, die aansluit op de Afdelingsuitspraak van 12 augustus 2020. In het kader van zijn onderzoek en de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling zal hij ook de door de vreemdeling overgelegde bewijsmiddelen, zoals de overgelegde brieven, moeten betrekken (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:892). Aan de hand daarvan moet hij ook onderzoeken en beoordelen in welke mate de vreemdeling in staat is zijn asielmotieven met zijn verklaringen aan het licht te brengen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2057). De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 3 juli 2020 in zaak nr. NL20.3885;
III.    verklaart het beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van 12 februari 2020, V-[…];
V.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.575,00 (zegge: vijftienhonderdvijfenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Wezep
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2020
572-897.