ECLI:NL:RVS:2020:2943
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 9 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 31 maart 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Runhaar, heeft tegen deze afwijzing hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet of dat de verstrekkingen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers zouden worden beëindigd tijdens de behandeling van het hoger beroep.
De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris in zijn besluit had erkend dat de vreemdeling in Turkije een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Desondanks was er op dat moment geen aanleiding om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in hoger beroep zou worden vernietigd. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgesteld door mr. C.J. Borman, met mr. J.W. Prins als griffier. De voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, maar de beslissing werd wel openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.