ECLI:NL:RVS:2020:2844
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting naar Libanon
Op 2 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 29 mei 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 14 mei 2020 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de overwegingen in de uitspraak.
Na een nieuwe afwijzing van de aanvraag op 5 juli 2020, heeft de vreemdeling opnieuw beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de rechtbank had dit verzoek op 2 oktober 2020 afgewezen. In de huidige procedure was het verzoek van de vreemdeling gericht op het voorkomen van uitzetting naar Libanon, waar hij een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM zou lopen.
De staatssecretaris had in zijn besluit van 5 juli 2020 erkend dat de vreemdeling aannemelijk had gemaakt dat hij in Libanon een reëel risico loopt, maar had desondanks besloten dat hij niet zou worden uitgezet. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op dat moment geen reden was om aan te nemen dat het besluit van de staatssecretaris zou worden vernietigd, en wees het verzoek van de vreemdeling af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.