24.1.De Afdeling stelt voorop dat in deze procedure uitsluitend het bestemmingsplan "Recreatiepark Watertuin", zoals vastgesteld door de raad op 27 november 2018, ter discussie staat. Omdat de Handhavingsnota 2013 - 2016 geen onderdeel uitmaakt van dit besluit, kan wat [appellant sub 4] hierover heeft aangevoerd in deze procedure niet aan de orde komen.
25. Voor zover [appellant sub 5] en [appellant sub 4] voor het overige verzoeken de inhoud van hun zienswijzen als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de zienswijzennota is ingegaan op hun zienswijzen. [appellant sub 5] en [appellant sub 4] hebben in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze onjuist zou zijn.
26. Het beroep van [appellant sub 5] is ongegrond.
27. Gelet op hetgeen onder 16.2, 19.1 en 22.2 is overwogen, zijn de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] gegrond. In hetgeen zij hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb gedeeltelijk dient te worden vernietigd.
28. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor de vernietigde plandelen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Wat betekent het voorgaande?
29. De uitkomst van deze procedure is dat de recreatiewoningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3], [appellant sub 5] en [appellant sub 4] aan de Watertuin te Warmond de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie - recreatiewoningen 7" houden en dat daaraan geen woonbestemming en ook niet de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden gedoogbeschikking" dan wel "specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden omgevingsvergunning" dan wel een andere vorm van persoonsgebonden overgangsrecht hoeft te worden toegekend. In zoverre zijn de beroepen dus ongegrond en blijft het besluit van de raad in stand.
Deze uitspraak heeft verder tot gevolg dat ter plaatse van de gronden aan de [locatie 1] te Warmond met de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - dienstwoning" en de gronden zoals aangegeven op de in bijlage I bij deze uitspraak behorende kaart nr. 1 het vorige plan "Buitengebied Warmond" herleeft, totdat een nieuw door de raad vast te stellen plan in werking treedt. Tot slot heeft deze uitspraak voor [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 4] tot gevolg dat artikel 4.2.3, aanhef en onder e, van de planregels niet voor hen geldt. In zoverre zijn de beroepen dus gegrond. De raad wordt opgedragen voor die vernietigde plandelen binnen 52 weken een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
30. Ten aanzien van [appellant sub 5] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
31. Ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dient de raad op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Enkele aspecten van die proceskostenveroordeling worden hieronder toegelicht.
32. De Afdeling ziet aanleiding de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen te behandelen als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hierbij betrekt de Afdeling dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen ter zitting van 1 oktober 2020 zijn bijgestaan door dezelfde rechtsbijstandverleners, van wie de werkzaamheden voor deze twee beroepen voorafgaand aan en tijdens die zitting nagenoeg identiek waren. Gelet hierop worden de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen wat betreft de vergoeding van kosten door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als één zaak beschouwd.
33. Wat betreft de door [appellant sub 3] gevraagde vergoeding van verletkosten, overweegt de Afdeling dat forfaitair zes uren voor vergoeding in aanmerking komen.
34. Waar het gaat om de reiskosten van [appellant sub 4] overweegt de Afdeling dat forfaitair wordt uitgegaan van de prijs van een NS-retour tweede klas.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 5] ongegrond;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Teylingen van 27 september 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatiepark Watertuin", voor zover:
a. de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - dienstwoning" is toegekend aan de gronden aan de [locatie 1] te Warmond;
b. het betreft de gronden zoals aangegeven op de in bijlage I bij deze uitspraak behorende kaart nr. 1;
c. niet in artikel 4.2.3, aanhef en onder e, van de planregels is geregeld dat dit geen betrekking heeft op de gronden van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 4];
IV. draagt de raad op om binnen 52 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen voor de onder III. bedoelde plandelen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Teylingen tot vergoeding van bij:
a. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.116,05 (zegge: elfhonderd zestien euro en vijf cent), waarvan € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 805,64 (zegge: achthonderdvijf euro en vierenzestig cent cent), waarvan € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro) toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
c. [appellant sub 4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 13,21 (zegge: dertien euro en eenentwintig cent);
VI. gelast dat de raad van de gemeente Teylingen aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a. € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) aan [appellant sub 1];
b. € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) aan [appellant sub 2] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
c. € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) aan [appellant sub 3];
d. € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) aan [appellant sub 4].
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2020