ECLI:NL:RVS:2020:2792

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
202006044/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet-ontvankelijk verklaring van verblijfsvergunning aanvraag

Op 20 oktober 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 12 november 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Balkenende, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 november 2020 uitspraak gedaan op dit verzoek.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De totale kosten zijn vastgesteld op € 525,00, welke kosten geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2020.

Uitspraak

202006044/2/V3.
Datum uitspraak: 24 november 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 12 november 2020 in zaak nr. NL20.18576 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 november 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Balkenende, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet totdat op het door hem ingediende hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Schippers
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2020
395.